De AvdR Burgerlijk procesrecht lezingen
In 2024 zijn we gestart met een serie lezingen over het Burgerlijk Procesrecht. Dit rechtsgebied vormt het fundament onder de praktijk van iedere advocaat die procedeert — of dat nu sporadisch gebeurt of dagelijks aan de orde is. Een grondige beheersing van het procesrecht is onmisbaar voor wie effectief en zorgvuldig wil opereren in de rechtszaal.
Terugblik: Tweede lezingen Burgerlijk Procesrecht
Met deze tweede serie biedt de AvdR opnieuw een ijzersterke verdieping in het burgerlijk procesrecht en praktisch, actueel en direct toepasbaar.
Tweede lezingen
Margreet Ahsman
Lezing 05
De perikelen rond de dagvaarding
Petra de Bruin
Lezing 06
Het beslagrecht
Nadine Groenveld
Lezing 07
Actuele knelpunten en procesfouten die in de praktijk regelmatig voorkomen
Anne Keirse
Lezing 08
Verjaring
AvdR Canon
1. De Borgersbrief
Een Borgersbrief is een schriftelijke reactie van een partij in een cassatieprocedure bij de Hoge Raad, specifiek op de conclusie van de advocaat-generaal (AG).
De brief is genoemd naar prof. mr. J.M. Borgers, die deze praktijk in 1998 introduceerde.
De conclusie van de AG is een onafhankelijk juridisch advies aan de Hoge Raad, waar partijen formeel niet op mogen reageren.
Om toch invloed uit te oefenen, mogen partijen een Borgersbrief indienen — vaak beperkt tot enkele pagina’s.
De brief mag geen nieuwe feiten of grieven bevatten, maar uitsluitend een reactie geven op de juridische analyse van de AG.
De Hoge Raad is niet verplicht om de Borgersbrief in zijn oordeel te betrekken, maar doet dat vaak wel.
Meestal wordt een Borgersbrief ingediend door de cassatieadvocaat, kort na publicatie van de conclusie van de AG.
Het is een strategisch middel om accenten te leggen of onjuistheden te corrigeren.
De brief wordt opgenomen in het procesdossier en kan subtiel invloed hebben op het uiteindelijke arrest.
Kortom: de Borgersbrief is een bescheiden maar krachtig instrument binnen de cassatiepraktijk.
Artikel 44 lid 3 Rv
“Na de conclusie van het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal bij de Hoge Raad, is geen plaats meer voor debat door partijen. Wel kunnen partijen binnen twee weken nadat de conclusie is genomen dan wel een afschrift daarvan aan partijen is verzonden, hun schriftelijk commentaar daarop, zo nodig in een brief vervat, aan de rechter, of, bij een meervoudige kamer, aan de voorzitter, of, bij de Hoge Raad, aan de President van de Hoge Raad doen toekomen, met afschrift aan de wederpartij en het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal.”
Terugblik: Eerste serie lezingen Burgerlijk Procesrecht
Tijdens de eerste editie van deze succesvolle lezingenreeks werden vier essentiële thema’s behandeld, toegelicht door gezaghebbende sprekers uit zowel de rechterlijke macht als de wetenschap.
EErste lezingen
Lieke Coenraad
Lezing 01
Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht
Joke Halk
Lezing 02
Het Nijntje-schema
Robert van Hattum
Lezing 03
Wet Afwikkeling Massaschade in Collectieve Actie (WAMCA)
Derk Rijpma
Lezing 04
Devolutieve werking van het hoger beroep
AvdR Canon
2. Hof van Friesland
Het Hof van Friesland was van 1499 tot 1811 het hoogste gerechtshof in Friesland. Opgericht door de hertog van Saksen, fungeerde het Hof als centrale instantie voor bestuur en rechtspraak in de regio. In 1571 kreeg het Hof een eigen onderkomen in de Kanselarij te Leeuwarden, een gebouw met een opvallende trapgevel en renaissance-invloeden. Boven de ingang herinnert een Latijnse gedenksteen aan de eerste zitting op 7 november 1571. De gevelbeelden symboliseren deugden zoals Geloof, Hoop, Liefde en Rechtvaardigheid. Na de opstand tegen Spanje in 1581 beperkte het Hof zich tot justitiële taken. In 1811 werd het Hof opgeheven en vervangen door nieuwe rechtbanken.
Tussen 1499 en 1811 was het Hof van Friesland de hoogste rechterlijke instantie van Friesland met als speciale taak civiele- en criminele justitie. Het archief van het Hof van Friesland wordt bij Tresoar bewaard en bevat een immens grote hoeveelheid informatie over drie eeuwen rechtspraak. Het archief biedt een schat aan informatie over niet alleen processen, rechterlijke uitspraken en straffen, maar geeft ook een beeld van de (Friese) maatschappij gedurende die eeuwen.
Johannes Claesen en Jan Alberts waren opzichters bij de molen van Oldeholtpade. Overdag hielden ze toezicht op het malen van graan. Daarvoor moest belasting worden betaald. Maar in de avonduren waakten ze ook tegen smokkel tussen Friesland en Drenthe. Douaniers zouden we ze tegenwoordig noemen.
Op zaterdagochtend 3 juli 1728 waren ze op patrouille in het veld bij Boijl. Daar zagen ze twee personen met vaten op hun rug lopen in de richting van Doldersum in Drenthe. Ze kregen ‘een quaed vermoeden van sluikerij’ en daarom vroegen ze assistentie van hun collega’s van de molen van Rijsberkampen bij Elsloo. De grensbewakers stelden zich verdekt op bij een veldhut op de heide van Boijl. Toen zagen ze nog vier personen lopen. Eén van hen was Feike Broers van Gorredijk, een berucht smokkelaar. Hij had een grote hond bij zich.
Ze bleven afwachten op hun post en zoals verwacht kwam de hele groep na enkele uren terug met pakken op de rug. De opzichters wilden hen aanhouden en riepen ‘Sta!’ De groep schrok, gooide de bagage op de grond en rende weg. Johannes en Jan losten een schot in de lucht om hun collega’s die verder op stonden te alarmeren. Maar de smokkelaars schoten terug met hagel en Jan Alberts werd op meerdere plaatsen geraakt. De douaniers verzamelden de achtergelaten bagage. Maar de smokkelaars kwamen terug en eisten hun spullen terug.
’Gij duivelsche gaudieven, wij willen ’t goed weer hebben.’ Er ontstond een patstelling en om die te doorbreken haalden de smokkelaars hulp van Andries Hendrix Snel die verderop in een plaggenhut op de heide van Boijl woonde. Hij kwam met een geweer. Er werden over en weer schoten gelost en de hond werd opgehitst en losgelaten op de commiezen. Uiteindelijk vertrokken de smokkelaars. De commiezen bleven bij de buit. De volgende ochtend werd het lijk van één van de smokkelaars in de omgeving gevonden. Het was Feike Broers. Hij was getroffen door een schot van Jan Alberts.
De spullen werden naar Wolvega gebracht. Het bleek te gaan om driekwart anker jenever en 69 pond tabak. De commiezen kregen een derde deel als beloning.
Andries Hendrix Snel ontkende elke betrokkenheid maar voor het Hof was zijn aandeel duidelijk. Wellicht speelde zijn reputatie ook mee. Volgens de aanklager leefde in hoererij met Jantien Aten op de heide bij wie hij drie kinderen in onechte had. Hij kreeg een forse straf: geseling op het schavot en brandmerking en daarna zeven jaar tuchthuis.
Er werd nog een andere smokkelaar vervolgd. Tjerk Bonnes uit Schurega kreeg een iets lichtere straf: geseling en vijf jaar tuchthuis.