LEGAL 100

Jan Wouter Alt - advocaat en partner Alt Kam Boer advocaten

-

Jan Wouter Alt - advocaat en partner Alt Kam Boer advocaten -

De zaak X/Gemeente Amsterdam

Hoge Raad 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746

In de uitspraak van de Hoge Raad X/Gemeente Amsterdam1 oordeelde de Hoge Raad dat indien de inhoud van een overeenkomst voldoet aan de omschrijving van artikel 7:610 BW, deze overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Niet van belang is of partijen ook daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Waar het om gaat, is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. Anders dan uit het arrest Groen/Schoevers2 wel is afgeleid, speelt de bedoeling van partijen dus geen rol bij de bij de vraag of de overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad vervolgt dan dat deze kwalificatie van een overeenkomst moet worden onderscheiden van de – daaraan voorafgaande – vraag welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Die vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Nadat de rechter met behulp van die maatstaf de overeengekomen rechten en verplichtingen heeft vastgesteld (uitleg), kan hij beoordelen of die overeenkomst de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst (kwalificatie).

Deze zaak was voor mij belangrijk omdat de Hoge Raad hier bevestigt wat ik in het middel had aangevoerd en

wat ook al ook in mijn proefschrift3 en in latere publicaties4 voorafgaand aan die uitspraak te lezen viel. Onder arbeidsrechtjuristen was dit geen uitgemaakte zaak.


Tips & Tricks:
Bij toepassing van de Haviltexmaatstaf gaat het om datgene wat partijen bij het aangaan van een overeenkomst voor ogen heeft gestaan en uit elkaars uitlatingen en gedragingen hebben mogen afleiden.5 Een aanwijzing wat partijen werkelijk bedoeld te zijn overeengekomen – vaak in afwijking van een overeenkomst die een arbeidsovereenkomst juist uitsluit – is hoe partijen vervolgens invulling aan die overeenkomst hebben gegeven. Voor de partij die wil stellen dat er – in weerwil van de tekst van een overeenkomst – sprake is van een arbeidsovereenkomst dient dus rechtsfeiten te stellen en bij betwisting te bewijzen waaruit volgt dat de wijze waarop partijen met elkaar aan de slag zijn gegaan aan alle elementen van de arbeidsovereenkomst voldoet. In de kwalificatiefase hangt het vervolgens af van alle omstandigheden van het geval of aan de elementen van artikel 7:610 BW is voldaan. De gezichtspunten van het Deliveroo arrest6 kunnen daarbij behulpzaam zijn.

1 HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746, NJ 2021/116 met annotatie van E. Verhulp.
2 HR 14 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495 (Groen/Schoevers).
3 H.J.W. Alt, Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht, diss.UL 2009, Deventer: Wolters Kluwer 2009 paragraaf 5.2.1
4 H.J.W. Alt, Stelplicht en bewijslast in het nieuwe arbeidsrecht, Wolters Kluwer 2017, paragraaf 5.2.2, H.J.W. Alt ‘De gedwongen vrijheid van de maaltijdbezorger en de plannen van het kabinet Rutte III’, TRA 2018/36 paragraaf 2
5 HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).
6 HR 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443 rov. 3.2.5. Zie ook HR 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:319